baby wordt opgemeten om groeistoornissen te herkennen

Een zwangerschap is vaak een spannende tijd. Na de geboorte wordt een baby direct in de weegschaal gelegd en opgemeten. Zo zie je meteen of de baby niet te klein, te licht of juist te groot of zwaar is. Vervolgens wordt deze meting regelmatig herhaald. Op die manier wordt een duidelijke groeicurve van je kindje bijgehouden.

Tot ongeveer een leeftijd van vier jaar wordt de groeicurve vergeleken met gegevens van leeftijdgenootjes. Groeit het kind niet goed? Groeit het bijvoorbeeld te langzaam, kloppen de verhoudingen niet helemaal of zijn arm- of beenstanden afwijkend? Dan wordt dat door het consultatiebureau snel vastgesteld. Hierdoor kan er in een vroeg stadium worden ingegrepen in het geval van een groeistoornis.

Een groeistoornis, wat is dat?

Wanneer een kindje minder snel groeit dan andere kinderen, hoeft dit niet direct te wijten zijn aan een groeistoornis. Het is nu eenmaal zo dat het ene kind sneller groeit dan het andere kind. Dit kan bijvoorbeeld genetisch bepaald zijn. Om zeker te weten of het kind een groeistoornis heeft, moet een kinderarts worden geraadpleegd. Er zijn twee soorten groeistoornissen die een kinderarts kan constateren: primaire en secundaire groeistoornissen.

Een primaire groeistoornis is aangeboren en dus al vanaf de geboorte aanwezig. Meestal is er in dit geval sprake van een afwijking in de genen of chromosomen. Zo’n afwijking kan leiden tot een botgroeistoornis of een syndroom, zoals het Syndroom van Turner. Uiterlijke kenmerken van dit syndroom, dat alleen bij meisjes voorkomt, zijn onder andere brede handen en voeten, dwerggroei en een korte, brede hals. Daarnaast kunnen problemen met het hart, de nieren, de schildklier en het gehoor optreden. Ook de eierstokken ontwikkelen zich door de chromosoomafwijking niet goed.

Een secundaire groeistoornis komt voort uit lichamelijke problemen, zoals een slecht werkende schildklier, nierproblemen of een tekort aan groeihormoon.

Hoe herken je een groeistoornis?

Aangezien alle baby’s klein ter wereld komen en niet alle kinderen dezelfde groeisnelheid hebben, is het lastig om bij kinderen onder de 3 jaar een groeistoornis vast te stellen. In de meeste gevallen zullen klein geborenen de achterstand in de loop van te tijd vanzelf inhalen. Wanneer er sprake is van een groeistoornis bij kinderen onder de 3 jaar, dan wordt dit SGA (Small for Gestational Age) genoemd.

Te klein geboren kinderen

Zo’n twee tot drie procent van alle pasgeboren baby’s zijn bij de geboorte te klein. Vaak wordt SGA tijdens de zwangerschap geconstateerd. De groeiachterstand begint in de meeste gevallen namelijk al in de baarmoeder. In die gevallen wordt SGA ook wel intra-uteriene groeivertraging genoemd, afgekort IUGR. (Letterlijk betekent intra-uterien: in de baarmoeder)

De oorzaken van IUGR zijn uiteenlopend. Een afwijkende placenta, een stofwisselingsstoornis bij het kindje, een infectie of een hoge bloeddruk van de moeder zijn niet bevorderlijk voor de groei van de baby. De meeste baby’s die leiden aan IUGR halen hun groeiachterstand na de geboorte snel in. Vaak zie je dat deze kinderen dankzij een korte groeispurt weer helemaal in lijn lopen met de groeicurve. Gebeurt dat niet, dan is het raadzaam je kind te laten onderzoeken door een kinderarts. Deze kan een behandeling met groeihormoon adviseren.

Risico’s beperken

Om het risico op een te klein geboren kindje te beperken, kan je als moeder veel doen. Gezond eten en veel rusten bevorderen de groei van de baby. Het is beter om zware lichamelijke arbeid tijdens de zwangerschap zo veel mogelijk te vermijden. Ook roken en drinken tijdens de zwangerschap zijn niet bevorderlijk voor de ontwikkeling van het kind.

Bron: Groeiwijzer