Je baby’s eerste reflexen
Het zenuwstelsel van je kindje is nog volop in ontwikkeling wanneer hij geboren wordt. Hij beschikt in de eerste maanden dan ook nog over heel wat primitieve reflexen, die later weer verdwijnen. Welke reflexen je allemaal tegen kunt komen lees je hier.
Nut van reflexen
Reflexen zijn automatische reacties op prikkels uit de omgeving. Hoe primitief ze ook zijn, ze stellen je baby in staat te reageren op zijn omgeving. En dat al vanaf het moment dat hij de veilige warmte van je baarmoeder verlaat.
Sommige reflexen, zoals de zoekreflex en de zuigreflex, zijn er echt op gericht om buiten de baarmoeder te kunnen overleven. Andere, zoals de moro-reflex en de grijpreflex, stammen waarschijnlijk uit een vroegere periode in de evolutie waarbij baby’s zich aan hun moeder vastklampen om rondgedragen te worden. Bij apen zie je dit ook terug. Van sommige reflexen is de functie niet bekend.
Zoek- en zuigreflex
Wanneer je met je vinger over de wang van je baby strijkt, zal hij zijn hoofd naar je vinger toedraaien, zijn mond openen en zijn lippen om je vinger sluiten. Dit is de zoekreflex. Heel effectief, want op dezelfde manier zoekt je baby ook jouw tepel wanneer je hem aanlegt voor de borstvoeding.
Zodra je baby iets in zijn mond voelt, zal hij gaan zuigen, de zuigreflex. Hierbij maakt hij ook slik- en kauwbewegingen. Dit vraagt heel wat coördinatie, want ook de ademhaling moet gereguleerd worden. Zo’n klein babymondje is overigens hartstikke sterk, want een volwassene zou uit een borst geen melk kunnen zuigen terwijl je kleine niets anders doet. Deze twee reflexen zijn erg belangrijk, want ze wijzen je kleine de weg naar zijn voeding.
Slik- en kokhalsreflex
De slikreflex volgt eigenlijk gelijk op de zuigreflex. Hij zorgt voor de juiste slikbeweging wanneer voeding achter in het mondje komt. De kokhalsreflex voorkomt dat je baby stikt wanneer er per ongeluk te veel melk in zijn mond komt. Ook slijm wat zich in de luchtwegen bevindt, kan hij door middel van deze reflex naar buiten werken.
Grijpreflex
Raak je de handpalm van je pasgeborene aan, dan sluit hij reflexmatig direct zijn vuistje om je vinger. Dit is een erg stevige greep, je zou hem er zelfs aan op kunnen tillen! Ook bij de voeten treedt deze grijpreflex op. Bij aanraking van de voetzolen krullen zijn teentjes naar binnen en maakt hij een grijpbeweging met zijn voetje.
Loopreflex
Het zal je verbazen, maar vlak na de geboorte kan je kleine wonder al loopbewegingen maken. Als je hem onder zijn armen verticaal iets voorovergebogen vasthoudt en zijn voeten een harde ondergrond laat raken, trekt hij zijn voetje op en maakt hij een soort ‘stapbeweging’. Het andere beentje wordt gestrekt en als deze de ondergrond raakt, maakt hij hier een ‘stapbeweging’ mee.
Moro-reflex
Deze reflex wordt ook wel schrikreflex genoemd, hij waarschuwt je baby als het ware voor gevaar. Bij een onverwachte beweging of een plotseling geluid spreidt je baby zijn armen en benen wijd uit, strekt zijn vingers en opent zijn mondje. Daarna sluit hij zijn mond weer, buigt zijn armen en zwaait ze naar voren. Dit wordt vaak gevolgd door een flinke huilbui: je kleine roept om hulp. Het ontbreken van de Moro-reflex kan een aanwijzing zijn voor een stoornis van de hersenen.
Asymmetrische tonische nekreflex (ATNR)
Een hele mond vol voor een redelijk simpele beweging. Wanneer het hoofd van je kindje naar één kant draait, strekt hij zijn arm en been aan die zijde van zijn lichaam en buigt zijn arm en been aan de zijde van het lichaam waar hij niet naartoe kijkt. Deze reflex vormt het prille begin van de oog-handcoördinatie. Als je baby naar zijn handje kijkt en zijn hoofd draait, strekt deze arm zich en blijft hij naar zijn hand kijken. Zo leert hij zijn ogen te focussen op een langere afstand.
Spinale galantreflex
Als je met je vinger naast zijn wervelkolom strijkt aan de ene kant, buigt je baby de wervelkolom naar de andere kant. Aan de strijkzijde strekt hij zijn arm en been en aan de andere zijde buigt hij zijn arm en been. Deze reflex ontstaat tijdens de twintigste week van de zwangerschap al en is volledig actief bij de geboorte. Heel zinvol, want het helpt je kindje om geboren te worden. Wanneer hij in het geboortekanaal zit en de weeën prikkelen zijn rug dan helpen deze bewegingen hem om zich een weg naar buiten te banen.
Tonische Labyrint Reflexen (TLR)
Deze bestaat uit een voorwaartse en een achterwaartse reflex. De voorwaartse reflex zien we in de baarmoeder al: de baarmoederwand drukt het hoofdje naar voren waardoor je baby zich in een foetushouding trekt. Dankzij deze reflex kan je kindje optimaal groeien. De achterwaartse reflex komt tot uiting bij de geboorte wanneer het hoofdje de spildraai naar achteren moet maken. De armen en benen strekken zich dan en zo helpt deze reflex je baby om zich te ontvouwen na de geboorte.
Glabellareflex
Wanneer je op het midden van het voorhoofd boven de neusbrug van je baby drukt, sluit hij zijn ogen. Na een paar keer achter elkaar tikken dooft deze reflex uit, wat een normaal verschijnsel is.
Wanneer verdwijnen de reflexen?
In de loop van de motorische ontwikkeling van je kind verdwijnt het meerendeel van deze reflexen weer. Dit komt door de rijping van de hersenen en zenuwbanen. Doordat je baby steeds meer willekeurige controle krijgt over zijn lichaamsbewegingen doven deze reflexbewegingen uit en worden ze vervangen door bewuste gedragingen.
De meeste reflexen verdwijnen rond de leeftijd van 3 tot 4 maanden. De grijpreflex van de voetzool verdwijnt bij 9 maanden wanneer je kleine begint met lopen. Ook gaan andere reflexen een belangrijkere rol spelen, de overgangsreflexen. Deze ondersteunen de motorische ontwikkeling van je kleine.
Verdwijnen de primitieve reflexen niet, dan staat dit de motorische ontwikkeling in de weg. Je kunt je voorstellen dat een aanhoudende grijpreflex van de voetzool bijvoorbeeld het lopen en correct neerzetten van de voet bemoeilijkt. En zo belemmert een aanhoudende ATNR de oog-handcoördinatie. Het consultatiebureau houdt dit gelukkig goed in de gaten.
Nu weet je over welke reflexen je baby allemaal beschikt. Test ze uit!
Auteur Lauri Hanewinckel