Verloskundige meet de fundushoogte van een zwangere vrouw

'Fundushoogte' is een van de vele nieuwe termen die je tegen kan komen wanneer je zwanger bent. Misschien heb je het weleens voorbij horen komen bij de verloskundige. Maar wat is de fundushoogte precies? En wat zegt het over je zwangerschap?

Wat is de fundushoogte?

De fundushoogte is een maat voor de groei van je baarmoeder tijdens de zwangerschap. Het geeft aan tot hoe hoog de bovenrand van je baarmoeder komt in je buik. Fundus is namelijk de medische naam voor het bovenste gedeelte van je baarmoeder.

Gynaecologen en verloskundigen meten tijdens je zwangerschap regelmatig de fundushoogte door met hun handen voorzichtig aan je buik te voelen. Dit kan wat gek aanvoelen, maar doet geen pijn. Ze bekijken hiermee of de grootte van je baarmoeder past bij je zwangerschapsduur. Dit geeft een goede inschatting van de groei van je baby. Het meten van de fundushoogte kan zo helpen om een eventuele achterblijvende groei van je kindje op te sporen.

Hoe meet je verloskundige de fundushoogte?

De fundushoogte is vanaf het tweede trimester te meten. Tot 12 weken zwangerschap komt je baarmoeder nog niet boven je schaambot uit. Hij is dan nog niet goed van buitenaf te voelen.

Bij de fundushoogtemeting is het de bedoeling dat de uitkomst van de meting ongeveer overeenkomt met je zwangerschapsduur. De verloskundige kan de fundushoogte op twee verschillende manieren bepalen.

Fundusmeting met anatomische referentiepunten

Bij deze methode bepaalt de verloskundige de hoogte van je baarmoeder aan de hand van een aantal ‘ijkpunten’ op je lichaam. Dit noemen dokters anatomische referentiepunten. Deze punten zijn: je schaambot (S), je navel (N) en de onderkant van je borstbeen (X).

De afstanden tussen deze punten worden in gelijke delen opgedeeld waardoor horizontale lijnen ontstaan. Elke lijn komt overeen met een bepaald aantal weken zwangerschap.

Schematische afbeelding van de hoogte van de baarmoeder ten opzichte van de navel, schaambot en borstbeen
De fundushoogte per zwangerschapsduur

Een voorbeeld: Komt jouw baarmoeder tot 2/3 SN? Dan betekent dit dat hij tot 2/3 van de afstand tussen je schaambot en navel komt. Dit past bij een zwangerschap van 20 weken, als je baarmoeder normaal groeit. Je kan dit zien in de afbeelding en de tabel hieronder.

Symfyse-fundusmeting in centimeters

Deze manier van het meten gaat uit van het aantal centimeters tussen je schaambot (symfyse) en de bovenrand van je baarmoeder. Je verloskundige voelt met haar handen waar de bovenrand van je baarmoeder zit.

Na het voelen meet de verloskundige met een meetlint de afstand tussen de fundus en je schaambot. Het aantal centimeters staat voor het aantal weken zwangerschap. Hierbij geldt wel een marge van 1 tot 4 centimeter. Je hoeft je dus geen zorgen te maken als de meting iets hoger of lager uitvalt.

Een voorbeeld: Ben je 24 weken zwanger? Dan meet je verloskundige waarschijnlijk een fundushoogte tussen de 20 en 24 centimeter.

Zwangerschapsduur (weken) Fundushoogte Symfyse-fundusmeting (centimeters)
12 Ter hoogte van het schaambot -
16 1/3 SN 12-16
20 2/3 SN 16-20
24 N 20-24
28 1/4 NX 24-28
32 2/4 NX 28-32
36 3/4 NX 32-36
40 X 36-40
De fundushoogte bij verschillende zwangerschapsduren, beide methoden

Wat zegt het over je zwangerschap?

Met de fundushoogte kan je verloskundige goed in de gaten houden of je baarmoeder, en dus je kindje, goed groeit. Ze kan zo controleren of de groei past bij het aantal weken dat je zwanger bent. Over het algemeen groeit je baarmoeder in de tweede helft van je zwangerschap met 1 centimeter per week.

Beide meetmethoden geven een schatting en zijn niet heel nauwkeurig. Het is daarom van belang dat je verloskundige of arts dit bij elke controle meet. Zo kan hij of zij de groei van je baarmoeder in het verloop van de tijd in de gaten houden.

Een afwijkende fundushoogte

Wijkt je fundushoogte af van je zwangerschapsduur? Dan kan dit verschillende dingen betekenen. Het hoeft gelukkig niet altijd iets alarmerends te zijn.

  • Aanleg. Het kan dat jij en/of je partner zelf ook niet zo groot zijn. Dit kan een erfelijke aanleg zijn, die ook bij je kindje voorkomt. De fundushoogte kan dan lager uitvallen.
  • Te veel of te weinig vruchtwater. De hoeveelheid vruchtwater bepaalt voor een deel de grootte van je baarmoeder. Als hier te veel of te weinig van is, kan dit ook voor een afwijkende fundushoogte zorgen.
  • Een te groot of te klein kind. Is de fundushoogte minder dan wat past bij je zwangerschapsduur? Dan kan dit erop wijzen dat je kindje niet goed groeit en te klein (dysmatuur) is. Andersom kan een te grote fundushoogte erop wijzen dat je baby te groot (macrosoom) is.
  • Afwijking aan de placenta. Een grote placenta of niet goed werkende placenta kan er ook voor zorgen dat je fundushoogte afwijkt.
  • Je termijn is niet goed berekend. Het is mogelijk dat je uitgerekende datum niet goed berekend is. Dan klopt je zwangerschapsduur niet, terwijl de fundushoogte wel normaal is.

Als je verloskundige of gynaecoloog de afwijkende fundushoogte zorgelijk vindt, krijg je extra onderzoek. Vaak is dit een groeiecho. Een echo kan weer extra informatie geven over de groei van je kindje.

Is de meting betrouwbaar?

De fundushoogtemeting is lang niet altijd goed genoeg om een groeivertraging te ontdekken. Toch geeft het een redelijke inschatting van de groei, zolang de fundushoogte bij elke controle gemeten wordt.

De meting in centimeters lijkt daarbij het meest betrouwbaar. Maar hier is nog te weinig wetenschappelijk bewijs voor. Daarom gebruiken artsen en verloskundigen nog beide methodes.

Er zijn een aantal situaties waarin de fundushoogtemeting in ieder geval niet betrouwbaar is, namelijk:

  • Een meerlingzwangerschap. Met twee of meer embryo’s in je buik groeit je baarmoeder sneller dan gemiddeld. De fundushoogte valt dan hoger uit. Daarom zijn de tabel en afbeelding alleen te gebruiken bij eenlingszwangerschappen.
  • Overgewicht. Bij flink overgewicht is de baarmoeder moeilijk te voelen.
  • Een gevulde blaas. Een volle blaas duwt de baarmoeder wat omhoog, waardoor de fundushoogte hoger uitvalt dan zou moeten.

Aan het einde van je zwangerschap is de fundushoogte ook niet zo betrouwbaar meer. Je kindje gaat dan indalen, waardoor je baarmoeder juist weer wat kan zakken. Dit is normaal.